Pubermensch. Adolescentie en perfectie.
Studiedag UPC-KUL campus Kortenberg, 12 maart 2015
2 Bij de laatste groepssessie van een opname vraag ik steeds hetzelfde:
Wat heb je verwacht bij opname en is niet uitgekomen?
En zij zegt: Dat ik mij beter zou voelen. Dat is niet uitgekomen. Beter, daarmee bedoel ik dus perfect.
En wat is er gebeurd dat je niet verwacht hebt?
Waarop zij zegt: Ik dacht dat er niets kon veranderen. Dat klinkt misschien tegenstrijdig met het vorige, maar zo is het.
Zodat ik antwoord: Misschien zijn het de twee kanten van dezelfde medaille: niets en perfectie. De twee zijden van één beeld.
Perfectie is een beeld, iets imaginair. Dus ik dacht: begin die inleiding maar met een beeld, het beeld van een kunstwerk. Ik kan het u echter niet tonen, enkel beschrijven. Ik ben ook de naam van de kunstenaar vergeten. Als dat geen perfect begin is.
Aan een witte wand hangt een veertje, een pluim. Aan dezelfde muur, ongeveer 40 cm eronder, hangt een brandende olielamp. Door de warme lucht beweegt het veertje, het danst van dons.
Een olielamp of een potteke met vet. Een vogelveer of de pluim van een engel: het vrome en het eeuwige. Het vurige van de drift. Het beweeglijk lichte van de geest. En tussen beide: de geestdrift.
Of omgekeerd: het lichtgevende van de ratio en daarboven de vleugelslag van het hart en haar passies. En tussen beide tocht het, van hartstocht.
Het is een kunstwerk dat de tussenruimte toont, een ruimte die bepaald wordt door de juiste afstand. Is de afstand te groot, dan beweegt er niets. Is de afstand te klein dan schiet alles in de fik.
Het is een ruimte die wij goed kennen als Belgen en Vlamingen. Zijn wij niet één groot tussengebied tussen het Latijnse vuur en de noordelijke vlerken van het calvinisme? tussen de Franse verlichting en de Germaanse Sehnsucht en Weltschmerz? Of zoals onze grootste dichter zei: wij leven tussen het vette en het vrome.
De titel van het kunstwerk is Ikaros. Het was te zien in atelier 340 in Jette.
3 Dit wordt geen volmaakte studiedag. Want dan zou na een theoretische inleiding een meer klinische lezing komen, gevolgd door een vrijere bijdrage. We hebben dit met adolescentaire vrijpostigheid doorheen gehaald. Prof Stijn Vanheule zal ons de theorie uiteenzetten van het narcisme via de begrippen Ik-ideaal, Ideaal-Ik , spiegelstadium, e.a. Els Roeykens zal spreken vanuit haar rijke therapeutische ervaring met pubers en de jongste adolescenten op MPK-Gasthuisberg. Zelf zal ik met onaffe bespiegelingen hopelijk uw denklust wekken voor deze lezingen.
Gelukkig maar dat het geen ‘perfect day’ wordt, want zoals de dichter Sylvia Plath één maand voor haar zelfmoord schreef: Perfection is terrible, it cannot have children. Het is koud als sneeuwadem en een stopsel voor wat het leven draagt en voortbrengt.
Het thema voor deze studiedag drong zich op vanuit het werk vorig jaar. Er was een hele groep jongeren, overwegend meisjes, waarbij ons opviel dat hun dwangmatig perfectionisme een belangrijke dynamiek was in de vorming maar vooral in het onderhouden van hun problemen en symptomen. Residentiële opname werd telkens geïndiceerd vanuit ambulante begeleidingen omdat deze vastliepen o.a. op het obsessief vasthouden aan rigide idealen. Wat dan weer voor majeure remmingen zorgde die het dagelijks leven zeer bemoeilijkten en tot wanhoop dreven.
Bij die idealen viel op dat het niet ging om de gekke en onmogelijke idealen, die typisch menselijk zijn en die onze cultuur, onze wetenschap of onze samenleving vooruit helpen. Die idealen die ons als de dieren die we zijn, optillen tot het eeuwige en het onsterfelijke, en dus tot het menselijke. Bvb een pil ontdekken die alle ziekten zou genezen. Bvb een politiek model uitdenken dat oorlog uitsluit. Bvb naar Venus vliegen.
4
Het ging bij die meisjes eerder om idealen van aanpassing aan een norm, een drang om te voldoen aan veronderstelde verwachtingen. Ik geef twee kleine voorbeelden. Een empatische en flexibele schooldirectie werkt een examenregeling uit voor een laatstejaars, die opgenomen is. Rekening houdend met de prestaties van de voorbije zes jaar, met haar inzet en met begrip voor haar moeilijkheden dient ze slechts 3 ipv 6 examens af te leggen. Ze weigert deze gunst en wil ze alle 6 afleggen – angstig en gestresseerd.
Voorbeeld twee is een detail uit de levensloop dat ik zeer beeldend vond. Een 16jarig meisje vertelt dat ze als kleuter samen met de nichtjes van oma een pop kreeg in een plasticverpakking. De nichtjes scheurden die verpakking open en begonnen te spelen. Zij stelde het spelen uit, genietend van het kijken naar de mooi verpakte pop. De woorden van oma, dat ze zo braaf en zorgzaam is voor het speelgoed, vat ze op als een opdracht om oma te behagen. Ze herinnert zich dat ze maanden gewacht heeft met de pop uit de verpakking te halen. Nu stelt ze zich daar vragen bij. Het gedicht van Plath gaat overigens over mannequins, modellen. U hoort in beide voorbeelden al de lotgevallen van narcisme en dwang. Van streefsel en kleefsel.
Hoger streven is een waardevolle menselijke eigenschap, die het beste in ons naar boven kan brengen. Peter Sloterdijk wijdde een boek aan deze verticaliteit, vertrekkend van Rilkes vers: du muss dein Leben ändern. Deze verticaliteit (bvb ook in hemel en hel / de olielamp en het veertje) zou terug te voeren zijn op onze prille ervaringen waarbij we opkijken, omhoogkijken naar de volwassenen die alles al zoveel beter kunnen.
Perfectionisme op zich is geen psychopathologische categorie. In de kliniek gaat het eerder om een pathologische verhouding tot idealen. Om de wanverhouding tussen leven en ideaal, tussen mogelijkheid en ambitie, tussen pretentie en bekwaamheid (Bion). Dergelijke dynamiek is onder zeer diverse lemma’s van de pathologie te horen, a fortiori in de adolescentie. Ik geef u een kleine opsomming in vogelvlucht: (cf flyer) 5
6 Op onze flyer staat een moderne dus vrouwelijke Narcissus, gebaseerd op het schilderij van Caravaggio 7 dat als onderbeeld doorschemert. De spiegelende vijver of de bron zijn vervangen door de smartphone en de selfie. Narcissus kijkt teveel in de spiegel en hoort enkel de echo’s van een nymfijnen zelf. Hij zou beter wat meer naar zijn navel staren. Want de navel is een teken dat tenminste al verwijst naar een ander. En er zit meer reliëf in dan in een Iphone.
Zelf vind ik het in mijn klinisch werk met adolescenten zinvol om narcisme niet enkel te denken in termen van spiegeling, van almacht, van de ander als de gelijke ander. Maar om het ook als narcistische libido te denken. Libido als energetische stroming die een mens drijft vanuit deelse driften naar een object. Narcistische libido is dan het deel van die stroming dat terugvalt op het subject. Bvb door te zorgen voor een ander zorgen we als hulpverlener ook een beetje voor onszelf.
Deze manier van denken kan ons er voor behoeden om een narcistische persoonlijkheidsstoornis te diagnosticeren bij adolescenten. Want zijn niet alle jongeren bij tijd en wijle onverbloemd narcistisch? Zijn ze niet alle af en toe arrogant, hoogmoedig en pretentieus? Ze willen Alles, en wel direct, nu. En als dat niet kan, dan maar het Niets, het Niets van dat Alles wat een Alles is van het Niets.
8 Is het niet geweldig pretentieus om op je 16-17 te denken en te zeggen: dat beroep ga ik uitoefenen. Of om te zeggen: ik hou van jou voor de rest van mijn leven. Tegelijk kan het niet anders: op die leeftijd kunnen we niet anders dan pretenderen wat we later eventueel realiseren en waar maken. Het is die pretentie waar een Ik voorgehouden (prétendre) wordt op de rand van de afgrond tussen Ik en niet-Ik; het is dankzij die voorhouding, die op-spanning dat een gesepareerde positie gevonden wordt. En dat doet allen op die leeftijd wel eens daveren. Vooral tienerjongens worden van grootspraak groot. Ze spreken zich groot en in de overdrijving schuilt hun ongeloof en angst. Het ijdele heeft twee betekenissen, zoals in het Engels idle (vergeefs, vruchteloos – to idle:luieren) en vain (idem + hooghartig, zelfgenoegzaam). Om ijdelheid (vanitas) te verijdelen dient de ijdele aanspraak gerealiseerd te worden.
In de gedachten van een adolescent geeft het dit: “Ik kan alles zeggen: als ik zeg ‘ik ga studeren, dan ga ik studeren’. Als ik zeg ‘ik ga werken, dan ga ik werken’. Dit alles is duizelingwekkend: spannend - leuk en beangstigend. Want als ik dit zeg dan word ik dit en als ik dat zeg dan word ik dat. Wie ben ik dan? Wie word ik dan? Ben ik dan nog Ik? Ja ik zal Ik zijn, maar verbannen uit wat ik altijd was toen ik nog ik was en alles mogelijk was.”
De veranderde narcistische stromingen in de adolescentie komen van een interne psychische reorganisatie die opgevorderd wordt door de puberteit. Ik geef een kort overzicht van de ideaalvorming, in vogelvlucht. Stijn zal wellicht bepaalde elementen verder uitwerken.
9 De eerste wortel van het ideale is de hallucinatoire almacht van de pasgeborene. Wensen staat gelijk met de creatie van het object (zuigen is borst creëren). Deze laag geeft aanleiding tot dromen over ‘hoe te zijn’ om tot volledige bevrediging te komen.
In het spiegelstadium wordt het Ik-Ideaal gevormd als een buitenplek waarvandaan het subject bekeken wordt en geliefd gezien wordt. Het is een plek van toezicht. De vraag is niet meer ‘hoe te zijn’ maar ‘hoe moeten te zijn’ om zich geliefd te voelen.
Via de oedipale transformaties wordt dit verder geïnternaliseerd als een interne rechter, waarbij de verboden van het Uber Ich de almachtswensen van het Ideaal Ich afremmen. Stotend op de fysieke onmogelijkheden lost de kleuter zijn/haar conflicten op door te verzaken aan de driftaanspraken. De verzaking is niet totaal: het is geen onthechting maar een verschuiving, naar later – als ik groot ben (niet ‘wanneer’ maar ‘als’ – het als van de fantasie). Dit is het kinderlijke Ik-Ideaal waarop de opvoeding zich baseert. Het latentiekind conformeert zich, is vlijtig en aangenaam. Het neemt de vormen aan die de opvoeding en de cultuur bieden.
De pubertaire crisis doorbreekt deze evenwichtstoestand omwille van de drifttoename, omwille van de fysieke mogelijkheid van het genitale en tenslotte, omwille van de ontdekking van de tekorten van de ander, in de eerste plaats de ouders. Ich, Uber Ich en Ideal Ich dienen zich te reorganiseren. Het ingestuikte ouderbeeld zet de ideaalbeelden onder de druk van het tekort. Vaak worden elders stukken ideaal gezocht om het gefnuikte Ideaal Ik te herstellen. Dat elders kan diametraal het tegenovergestelde zijn van wat de ouders vroegen en vragen. Deze zucht naar het ideale maakt adolescenten tot de beste revolutionairen, avantgardisten en soldaten, hetzij terroristen of weerstanders.
De narcistische inflatie doet de jongere hoog gloeien van zelfliefde. Bij defecten in deze laag, kan hij / zij belanden in de laaglanden van de depressie. 10 Dit typische morose gloeien geeft de jongere de aura van de efebe, degene die de nectar van onsterfelijkheid schenkt aan de goden.
Bij het uiteenvallen van het Ik Ideaal komen tevens de archaische wortels van de ideaalvorming bloot te liggen. En zo duiken de sporen van almacht op. Vandaar ook het risicogedrag waartegen een gezonde maatschappij haar jeugd dient te beschermen. Die sporen van archaïsche almacht trekken –in ontwikkelingstermen gesproken – naar beneden en naar achter. Je ziet als het ware de baby in de adolescent. Theoretisch is het wellicht wat kort door de bocht, maar denken aan een baby helpt ons wel om het te verdragen. In het bijzonder om de agressiviteit, de woede en de razernij te verdragen. De subject-object separatie kan bij wijlen deels verloren gaan. Het tekort van het object wordt ontkend, bvb in de idolatrie, de hang naar sterren van de hangjongere. Dat de ander soms niet verschillend is van het zelf en bovendien zonder tekort is; dat maakt de adolescent bijzonder vatbaar voor verliefdheid.
Naast de ontdekking van het tekort en de inflatie van het Ik Ideaal vorderen de driften en de mogelijkheid van het genitale de puber op tot een reorganisatie van het psychisch huishouden. Bondig en Freudiaans samengevat, behelst dit de instelling van het primaat van het genitale. Dat zijn woorden uit 1905; bedoeld wordt de seksuele ontwikkelingstaak.
Ik geef u daar een lapidaire weergave van, in vogelvlucht.
11 Het primaat van het genitale begrijp ik als een pijl en als een vlecht. De pijl vliegt van het bekende naar het ongekende. Van het vertrouwde naar de exploratie. Van het gezin naar de wereld. De objecten voor het genitale liggen buiten het familiale. Maw: de jongere moet een stapje in de wereld zetten. {De klassieke visie stelt dat het incestverbod hier de aanstalt toe geeft. De vraag is of die aanzet enkel van buiten komt? Het zou bvb ook kunnen vertrekken vanuit een intern driftconflict tussen hechtingspulsies en het genitale.}
12 Het genitale als een pijl, een richting. En als een vlecht. De transformatie waarbij uiteindelijk het genitale zal primeren houdt een arbeid in van vlechten van strengen. Die strengen zijn de partiële pulsies: oraal, anaal, scopisch, masochistisch, sadistisch, fallisch. De genitale pulsie is geen op zichzelf staande pulsie die de zogenaamd primitieve pulsies zal vervangen; waarbij dan de deelobjecten zich zouden verzamelen tot een geheel object. Dit is een eerder moraliserende illusie van ‘Eind goed al goed’. Het komt echter nooit hélemaal goed, met die seksualiteit van ons.
Het genitale is eerder te denken als de bundeling, de vervlechting van deeldriften die drijven tot de ander. En die ander kan geheel blijven bestaan ook met diens tekort. Klinisch gedacht en om het met de orale drift voor te stellen: de ander wordt niet enkel leeggezogen.
Het reële van het lichaam en de lijfelijke sporen van de ervaring zullen daarbij bepaalde driften in een bepaalde constellatie privilegiëren – en dat is telkens singulier. De strengen variëren dus in dikte en lengte naargelang de ervaring, en er wordt telkens anders gevlochten.
Ook het geslachtsverschil levert hier haar effecten – in onze cultuur wellicht met enige vrijheid. Het monosexuele latentiekind wordt Mensch, Pubermensch – dus bisexueel. Met op de mannelijke pool een privilegiëren van spieren en actie, van expulsie en verovering, nadruk ook op het buiten en op het hebben. En op de vrouwelijke pool meer ontvangen en zijn, meer binnen, gezien worden en inplooiing (invaginatie).
een bondig vignet:
Ze beseft nu pas dat ze een eetprobleem heeft, al jaren. Ze weet: het begon met de puberteit. Dat lichaam wou ze niet, die rondingen. Ze wou de spieren van haar broers. Een jongenslichaam wou ze, perfect om te sporten en medailles te halen – iets wat de gewoonte was in de familie. Maar zij kon niets bewijzen aan haar vader, die haar veeleisende coach was. Door die fucking depressie en opname.De 5jaar oudere broer kwam toen ook veel te dicht. Hij vertelde alles over zichzelf. Het was alsof zij zelf geen gedachten meer had maar enkel de zijne. Het was niet buiten te houden. En toen was hij ook een keer fysiek niet buiten te houden. Het eten was wel buiten te houden. Hij zei ook altijd: je bent te dik. Bij haar moeder hoort ze dat ook, tenminste sinds die haar overgewicht onder controle heeft. Het lijkt wel competitie; bovendien shopt moeder in haar klerenwinkel: gek wordt ze daar van.
// 13
Dit overzicht in vogelvlucht was van een klein vogeltje dat vooral zicht heeft op het psychische. Een vogel met grotere vleugelbreedte kan van op grotere hoogte de culturen en de tijden overzien. Ik geef vanuit dat perspectief enkele bespiegelingen, die ook in de literatuur herhaald worden.
Onze samenleving maakt het jongeren op het vlak van omgaan met idealen allesbehalve gemakkelijk. In andere tijden, in andere culturen met meer nadruk op gewetensvorming helpt het geweten meer om de aanspraken van almacht te temperen. In onze maakbaarheids-samenleving is the sky the limit en wordt het jeugdige geïdealiseerd. Het gebod is: ‘blijf jong!’, maw: ‘blijf onaf’ ; volg een cursus ter vervolmaking. Het ‘blijf jong’ gebod kan de jongere doen blokkeren omdat de andere generatie niet blijft staan in haar tekort – want alles blijft nog mogelijk.
Een ander sociaal gebod luidt dat we moeten verbruiken, dat we moeten genieten. Viva en Vitaya het Goed Gevoel dat we met Flair en Feeling tot de Story van ons bestaan moeten maken. Kortom, een maatschappelijk discours dat de almacht weinig tempert en de zeden weinig verzacht.
//
Misschien hebben sommigen hier nu het gevoel dat mij vaak in het midst van een sessie bekruipt: waar gaat dat hier nu allemaal over. Dus even een didactisch interludium. 14
15 Ikaros wordt vaak gebruikt als een morele voorstelling met de boodschap: ‘Jij dwaze jongeling, als je niet luistert naar je vader, dan ga je dood’. Ikaros als de Kretenzische James Dean of Kurt Cobain: live fast, die young and leave a beautiful corpse. Gelukkig zijn er ook mythografen en dichter bij huis gezinstherapeuten die gezinsgeheimen ontrafelen uit de symptomen van jongeren.
Zo heeft Daedalos, de vader van Ikaros, zijn positie als technisch manager aan het hof te danken aan de moord op een beloftevolle jongeling, die zijn neef was en zijn rivaal. Talos vond op zijn twaalfde de zaag uit. Daedalos vermoordde hem, nam de uitvinding op zijn conto, ontsnapte aan vervolging en begon een nieuw leven met geraffineerde leugens. Zou nu die zoon niet met al zijn onbewuste vezels weet hebben van die vaderlijke valsheid? En waarom zou je luisteren naar een valse vader wanneer die zegt dat zon en water de limieten zijn waartussen je moet vliegen?
Het is een volmaakte gezinstragedie, want alsnog wordt Daedalos als moordenaar van een jongere gestraft met de dood van een jongere; en dan nog zijn meest geliefde jongere, met name zijn zoon Ikaros.
16 + 17 Hoe kunnen we nu met deze vluchtige theoretische inzichten in het achterhoofd luisteren naar adolescenten die op dwangmatige manier in hun perfectionisme vastliepen? Pijl en vlecht op de Kade.
De vervlechting tot het genitale was nauwelijks aangevat – het waren 16-17-18jarigen. Ze leefden als het ware onder het primaat van het anale – en in de wisselende problemen met eten en voeden, onder het primaat van het orale. Deeldriften die telkens bezet waren met sporen van almacht. De eigen seksualiteit was ondenkbaar voor de meesten. Niet enkel walgelijk maar onvoorstelbaar, verworpen uit de beleving. Vooral via de ontdekking van droominhouden hebben de meesten op dit vlak in de loop van hun behandeling vorderingen gemaakt. Sommigen kwamen tot een homoseksuele positie, die in eerste instantie narcistisch veiliger is. De zwangerschap van een verpleegster heeft het eerste droommateriaal geleverd, bij aanvang tot hun ontzetting. (een droom met geweld tegen de bolle buik om zo – dat was één van de interpretaties – de seksualiteit te kunnen blijven ontkennen).
Dus we stelden vast: een nauwelijks beginnen van vlechten, maar ook een nauwelijks ontwikkelde pijl. Herinner u: de pijl die de richting aanwijst naar de wereld, de wereld buiten het gezin, de wereld met een ander genot. Ze hadden weinig of geen vrienden, nauwelijks een sociaal leven. De pijl stond nog sterk richting ouders, op een zeer gesplitste manier. Genre: de ideale slechte ouder. Residentiële opname was nodig om de tussenruimte tussen ouder en kind te creëren.
Het tekortschieten van de ouders en het eigen tekortschieten in het voldoen aan de verwachtingen van de ouders konden psychisch niet gemetaboliseerd worden. Ofwel werd het ouderbeeld vernietigend aangevallen, ofwel werd er samengevallen met de ouderlijke idealen. 18 Deze splitsing of ontdubbeling voorkwam het ontstaan van een ruimte waarin gedacht/gevoeld/gedroomd kan worden. Een ruimte waarin het verschil kan gedacht worden, bvb het verschil tussen het gedroomde en het reële kind. Het verschil tussen de ouderlijke verwachtingen en de eigen verlangens. Het verschil tussen goede punten halen op examens en iets bijleren. De verschillen tussen voedingsbehoefte, honger, eetlust en goesting.
Maar ook het verschil tussen leven en dood. Het introduceren van de realiteit van dit verschil is steevast een heikel werk op een afdeling met jongeren. We hebben regelmatig een groep met virgin suicidals. De fantasie van de eigen dood en begrafenis is een veel voorkomende fantasie bij adolescenten. Het werkt als een mindgame om bvb vrijheid te ervaren – zelfmoord is immers het privilege van de mens. De verbeelding helpt hen te onderzoeken waarvoor en vooral voor wie ze willen leven. Wie is er belangrijk? Wie huilt op mijn begrafenis en wie stuurt de kat? In een pathologische escalatie kan de voorstelling van de eigen dood echter gefixeerd raken en met sporen van almacht bezet worden. Zowel de obsessionele als narcistische dynamiek kunnen hier makkelijk aanleiding toe geven. In de obsessionele dynamiek met de idealisatie van de dood als de ultieme beheersing van het leven. In de narcistische dynamiek met de ontkenning van de ander en met de omnipotente overtuiging dat men zelf oorzaak is van en heerser is over het leven.
De therapeutische arbeid in een klinisch psychotherapeutische setting zoals op de Kade, bestaat er in om ruimte te creëren om dergelijke verschillen en dus de realiteit te denken. Dit gebeurt in de diverse therapieën en via het dagelijkse leven in groep. Ruimte creëren en onderhouden gebeurt bovenal via het benoemen, instellen en bewaken van grenzen. Grenzen tussen binnen en buiten, tussen fantasie en realiteit, tussen ik en ander. Tussen het vette en het vrome.
Ik ga daar vandaag niet op in. Luc Moyson en Wies Appermont hebben het daar op vorige studiedagen reeds over gehad. Wat ik wel nog wil meegeven; het is mij opgevallen dat ik als therapeut meer gebaren gebruik dan vroeger. Twee gebaren komen met stip het meest voor: 1/ begrenzing en 2/ hoger – lager.
Ik wil afsluiten met twee kunstenaars en met tienerklanken.
19 Mijn eerste visuele associatie bij het thema van vandaag was: la muse endormie van Brancusi. Zoals elke associatie blijkt ook deze meerlagig.
20 Er is de eivorm., het ovoide ovaal. Een perfecte vorm, barstensvol mogelijkheden. Bij de jonge Pubermensch, of eerder de Prepubermensch, word ik vaak ontroerd door een soort zweven tussen de zee van de kindertijd en de wolken van volwassenheid. Alles zit er in, het moet er enkel nog uitkomen. Het is de volmaagdelijke vorm van een Mensch, als een ei. 21 Ze zullen de schaal breken om op de wereld te komen en enkele van die mogelijkheden waar te maken. Dat is de mannelijke versie: uitbreken. Bij de vrouwelijke versie stel je je een zachter ei voor of een zachtere schaal die inplooit en ontplooit. (bij sommige politici een Calimero)
22 Nog verder uitgepuurd zal Brancusi deze sculptuur de titel ‘nouveau-né’ geven. Opnieuw het ei als symbool van al het mogelijke dat zich nog zal realiseren.
23 Een volgende associatie was de sokkel. Brancusi is de eerste beeldhouwer die de sokkel in vraag stelde en er creatief mee omging. Voor Brancusi zijn er standbeelden, na Brancusi zijn er sculpturen. Er zijn steeds verschillende versies. 24 Deze met de spiegelend goudglanzende sokkel vond ik voor vandaag het meest toepasselijk.
De muze is een inspirerende figuur tussen binnen en buiten, waar de begenadigde adolescent vatbaar voor is. In dialoog met dit transnarcistisch object kan er iets nieuw gecreëerd worden met het oude. Trans-narcistisch – het object is dus zowel intern als extern. En concreet is dit object bepaald door ervaringssporen: de blik of het oor van een vrouw bvb. Of een bewonderd kunstwerk.
Wanneer de muze slaapt, blijft ze een ei, barstensvol mogelijkheid.
En met het ei en de spiegel is een sokkeltje gemaakt voor de lezingen van Els en Stijn.
25 Maar eerst nog even de visie van Breughel op Ikaros. De schilder van het vette en het vrome besteedt nauwelijks aandacht aan die vlerk. 26 Je ziet enkel de benen, vooraleer ze definitief in de golven verdwijnen. Alsof Breughel ons voorhoudt wat belangrijk is: laat u niet afleiden en ploeg voort.
Tot slot laat ik u enkele tieneruitspraken lezen; gehoord op één week – u zal zien: perfectie is een zeer aanwezig beeld.
(18) Ik kan niet in groep spreken, dat doet mij panikeren. Met twee gaat het, niet met meer dan twee. Ik moet de beste zijn, of de sterkste of de grootste. Dan kan ik iets zeggen.
(15) Ik wil een gevoel van pure orde. En dat komt in orde want ik heb een plan. Krachttraining! Geen fake gym maar echte. In de perfecte gymzaal, dus met álle toestellen. En dan de juiste stoffen voor mijn hersenen kopen. Ik weet er meer over dan die psychiater want ik lees wetenschappelijke artikels.
(18) Waarom word ik kwaad als iemand een ander meisje mooi vindt? (…) Ja ik wil de mooiste zijn. Van de planeet. Alle jongens en mannen – ook de ouwe – moeten vallen. Voor mij. Ik moet voelen dat ze willen gaan. Voor mij. Als ze vies kijken moeten ze geslagen worden. Ja dat komt door mijn laag zelfbeeld.
(17) Ik ben slecht en daarom moet ik dood. Als kind was ik perfect. Mijn ouders aanbeden mij. Nee, echt. Ik was mooi en haalde veel punten. Dat ze nooit kritiek hadden, was niet omdat ze mij zwak vonden. Nee, echt, ik was sterk. Ik was perfect.
(15) Het was crush & crash. Direct, en tegelijk precies.
Crush: HIJ. Hij op wie alle meisjes. Hij stond op zijn plek op de speelplaats. Ik zeg u: HIJ op ZIJN plek. Wow.
Crash: mijn vriendin zegt toch niet mijn naam zeker! Twee keer. Dat hij het kon horen!
THE MUNICH MANNEQUINS
Perfection is terrible, it cannot have children.
Cold as snow breath, it tamps the womb
Where the yew trees blow like hydras,
The tree of life and the tree of life
Unloosing their moons, month after month, to no purpose.
The blood flood is the flood of love,
The absolute sacrifice.
It means no more idols but me,
Me and you.
So, in their sulphur loveliness, in their smiles
These mannequins lean tonight
In Munich, morgue between Paris and Rome,
Naked and bald in their turs,
Orange lollies on silver sacks.
Intolerable, without mind.
The snow drops its pieces of darkness,
Nobody’s about. In the hotels
Hands will be opening doors and setting
Down shoes for a polish of carbon
Into which broad toes will go tomorrow.
O the domesticity of these windows,
The baby lace, the green leaved confectionary,
The thick Germans slumbering in their bottomless Stoiz.
And the black phones on hooks
Glittering
Glittering and digesting
Voicelessness. The snow has no voice.
The Munich Mannequins" is a poem by Sylvia Plath which recounts Plath's experience of insomnia on a trip to the title German city. The poem is famous for its opening line and for referring to conservative Munich as the "morgue between Paris and Rome."
The poem is written in 13 couplets, ending with a single one line stanza, and follows no rhyme scheme.
In the early 1960s, the fashion models were often referred to as "mannequins,"[citation needed] and those from Germany enjoyed special popularity. "The Munich Mannequins" was written in little over a month before her suicide, making it one of her Ariel poems.
In "The Munich Mannequins" Plath refers to the lives of women and how they are seen by others, specifically with regard to how biological functions related to childbearing are perceived to define them. The first line of the poem, "Perfection is terrible, it cannot have children," refers both to the appearance of the culturally ubiquitous live German models and that of inanimate mannequins. Just as mannequins cannot procreate, nor can their live counterparts risk their "perfection" by becoming pregnant. Plath suggests that perfection itself "tamps the womb," and goes on to describe the emotions she associates with menstruation, the cycles of menstruation symbolized by the moon.[1]
Literary critic Pamela J. Annas argues "The Munich Mannequins" describes "particularly well the social landscape within which the "I" of Sylvia Plath's poems is trapped".[1] She supports this ultimately through highlighting the domination of the artificial(mannequins) over the real(women) and the male society's transformation of women into puppets, and unnatural figures, representing their "disgust with" and "fear of women".[1] She goes on to say that the winter setting in Plath's nature-themed poems represent a period of hibernation before spring and rebirth, while in the context of this city poem, a harsher, social, male-dominated setting, the winter setting represents death instead1]
Sonnet
Ik ben een God in 't diepst van mijn gedachten,
En zit in 't binnenst van mijn ziel ten troon
Over mij zelf en 't al, naar rijksgeboôn
Van eigen strijd en zege, uit eigen krachten.
En als een heir van donkerwilde machten
Joelt aan mij op en valt terug, gevloôn
Voor 't heffen van mijn hand en heldere kroon:
Ik ben een God in 't diepst van mijn gedachten.
-- En tóch, zo eindloos smacht ik soms om rond
Úw overdierb're leên den arm te slaan,
En, luid uitsnikkende, met al mijn gloed
En trots en kalme glorie te vergaan
Op úwe lippen in een wilden vloed
Van kussen, waar 'k niet langer woorden vond.
Willem Kloos (1859–1938)
Pubermensch. Adolescentie en perfectie.
Studiedag UPC-KUL campus Kortenberg, 12 maart 2015
2 Bij de laatste groepssessie van een opname vraag ik steeds hetzelfde:
Wat heb je verwacht bij opname en is niet uitgekomen?
En zij zegt: Dat ik mij beter zou voelen. Dat is niet uitgekomen. Beter, daarmee bedoel ik dus perfect.
En wat is er gebeurd dat je niet verwacht hebt?
Waarop zij zegt: Ik dacht dat er niets kon veranderen. Dat klinkt misschien tegenstrijdig met het vorige, maar zo is het.
Zodat ik antwoord: Misschien zijn het de twee kanten van dezelfde medaille: niets en perfectie. De twee zijden van één beeld.
Perfectie is een beeld, iets imaginair. Dus ik dacht: begin die inleiding maar met een beeld, het beeld van een kunstwerk. Ik kan het u echter niet tonen, enkel beschrijven. Ik ben ook de naam van de kunstenaar vergeten. Als dat geen perfect begin is.
Aan een witte wand hangt een veertje, een pluim. Aan dezelfde muur, ongeveer 40 cm eronder, hangt een brandende olielamp. Door de warme lucht beweegt het veertje, het danst van dons.
Een olielamp of een potteke met vet. Een vogelveer of de pluim van een engel: het vrome en het eeuwige. Het vurige van de drift. Het beweeglijk lichte van de geest. En tussen beide: de geestdrift.
Of omgekeerd: het lichtgevende van de ratio en daarboven de vleugelslag van het hart en haar passies. En tussen beide tocht het, van hartstocht.
Het is een kunstwerk dat de tussenruimte toont, een ruimte die bepaald wordt door de juiste afstand. Is de afstand te groot, dan beweegt er niets. Is de afstand te klein dan schiet alles in de fik.
Het is een ruimte die wij goed kennen als Belgen en Vlamingen. Zijn wij niet één groot tussengebied tussen het Latijnse vuur en de noordelijke vlerken van het calvinisme? tussen de Franse verlichting en de Germaanse Sehnsucht en Weltschmerz? Of zoals onze grootste dichter zei: wij leven tussen het vette en het vrome.
De titel van het kunstwerk is Ikaros. Het was te zien in atelier 340 in Jette.
3 Dit wordt geen volmaakte studiedag. Want dan zou na een theoretische inleiding een meer klinische lezing komen, gevolgd door een vrijere bijdrage. We hebben dit met adolescentaire vrijpostigheid doorheen gehaald. Prof Stijn Vanheule zal ons de theorie uiteenzetten van het narcisme via de begrippen Ik-ideaal, Ideaal-Ik , spiegelstadium, e.a. Els Roeykens zal spreken vanuit haar rijke therapeutische ervaring met pubers en de jongste adolescenten op MPK-Gasthuisberg. Zelf zal ik met onaffe bespiegelingen hopelijk uw denklust wekken voor deze lezingen.
Gelukkig maar dat het geen ‘perfect day’ wordt, want zoals de dichter Sylvia Plath één maand voor haar zelfmoord schreef: Perfection is terrible, it cannot have children. Het is koud als sneeuwadem en een stopsel voor wat het leven draagt en voortbrengt.
Het thema voor deze studiedag drong zich op vanuit het werk vorig jaar. Er was een hele groep jongeren, overwegend meisjes, waarbij ons opviel dat hun dwangmatig perfectionisme een belangrijke dynamiek was in de vorming maar vooral in het onderhouden van hun problemen en symptomen. Residentiële opname werd telkens geïndiceerd vanuit ambulante begeleidingen omdat deze vastliepen o.a. op het obsessief vasthouden aan rigide idealen. Wat dan weer voor majeure remmingen zorgde die het dagelijks leven zeer bemoeilijkten en tot wanhoop dreven.
Bij die idealen viel op dat het niet ging om de gekke en onmogelijke idealen, die typisch menselijk zijn en die onze cultuur, onze wetenschap of onze samenleving vooruit helpen. Die idealen die ons als de dieren die we zijn, optillen tot het eeuwige en het onsterfelijke, en dus tot het menselijke. Bvb een pil ontdekken die alle ziekten zou genezen. Bvb een politiek model uitdenken dat oorlog uitsluit. Bvb naar Venus vliegen.
4
Het ging bij die meisjes eerder om idealen van aanpassing aan een norm, een drang om te voldoen aan veronderstelde verwachtingen. Ik geef twee kleine voorbeelden. Een empatische en flexibele schooldirectie werkt een examenregeling uit voor een laatstejaars, die opgenomen is. Rekening houdend met de prestaties van de voorbije zes jaar, met haar inzet en met begrip voor haar moeilijkheden dient ze slechts 3 ipv 6 examens af te leggen. Ze weigert deze gunst en wil ze alle 6 afleggen – angstig en gestresseerd.
Voorbeeld twee is een detail uit de levensloop dat ik zeer beeldend vond. Een 16jarig meisje vertelt dat ze als kleuter samen met de nichtjes van oma een pop kreeg in een plasticverpakking. De nichtjes scheurden die verpakking open en begonnen te spelen. Zij stelde het spelen uit, genietend van het kijken naar de mooi verpakte pop. De woorden van oma, dat ze zo braaf en zorgzaam is voor het speelgoed, vat ze op als een opdracht om oma te behagen. Ze herinnert zich dat ze maanden gewacht heeft met de pop uit de verpakking te halen. Nu stelt ze zich daar vragen bij. Het gedicht van Plath gaat overigens over mannequins, modellen. U hoort in beide voorbeelden al de lotgevallen van narcisme en dwang. Van streefsel en kleefsel.
Hoger streven is een waardevolle menselijke eigenschap, die het beste in ons naar boven kan brengen. Peter Sloterdijk wijdde een boek aan deze verticaliteit, vertrekkend van Rilkes vers: du muss dein Leben ändern. Deze verticaliteit (bvb ook in hemel en hel / de olielamp en het veertje) zou terug te voeren zijn op onze prille ervaringen waarbij we opkijken, omhoogkijken naar de volwassenen die alles al zoveel beter kunnen.
Perfectionisme op zich is geen psychopathologische categorie. In de kliniek gaat het eerder om een pathologische verhouding tot idealen. Om de wanverhouding tussen leven en ideaal, tussen mogelijkheid en ambitie, tussen pretentie en bekwaamheid (Bion). Dergelijke dynamiek is onder zeer diverse lemma’s van de pathologie te horen, a fortiori in de adolescentie. Ik geef u een kleine opsomming in vogelvlucht: (cf flyer) 5
6 Op onze flyer staat een moderne dus vrouwelijke Narcissus, gebaseerd op het schilderij van Caravaggio 7 dat als onderbeeld doorschemert. De spiegelende vijver of de bron zijn vervangen door de smartphone en de selfie. Narcissus kijkt teveel in de spiegel en hoort enkel de echo’s van een nymfijnen zelf. Hij zou beter wat meer naar zijn navel staren. Want de navel is een teken dat tenminste al verwijst naar een ander. En er zit meer reliëf in dan in een Iphone.
Zelf vind ik het in mijn klinisch werk met adolescenten zinvol om narcisme niet enkel te denken in termen van spiegeling, van almacht, van de ander als de gelijke ander. Maar om het ook als narcistische libido te denken. Libido als energetische stroming die een mens drijft vanuit deelse driften naar een object. Narcistische libido is dan het deel van die stroming dat terugvalt op het subject. Bvb door te zorgen voor een ander zorgen we als hulpverlener ook een beetje voor onszelf.
Deze manier van denken kan ons er voor behoeden om een narcistische persoonlijkheidsstoornis te diagnosticeren bij adolescenten. Want zijn niet alle jongeren bij tijd en wijle onverbloemd narcistisch? Zijn ze niet alle af en toe arrogant, hoogmoedig en pretentieus? Ze willen Alles, en wel direct, nu. En als dat niet kan, dan maar het Niets, het Niets van dat Alles wat een Alles is van het Niets.
8 Is het niet geweldig pretentieus om op je 16-17 te denken en te zeggen: dat beroep ga ik uitoefenen. Of om te zeggen: ik hou van jou voor de rest van mijn leven. Tegelijk kan het niet anders: op die leeftijd kunnen we niet anders dan pretenderen wat we later eventueel realiseren en waar maken. Het is die pretentie waar een Ik voorgehouden (prétendre) wordt op de rand van de afgrond tussen Ik en niet-Ik; het is dankzij die voorhouding, die op-spanning dat een gesepareerde positie gevonden wordt. En dat doet allen op die leeftijd wel eens daveren. Vooral tienerjongens worden van grootspraak groot. Ze spreken zich groot en in de overdrijving schuilt hun ongeloof en angst. Het ijdele heeft twee betekenissen, zoals in het Engels idle (vergeefs, vruchteloos – to idle:luieren) en vain (idem + hooghartig, zelfgenoegzaam). Om ijdelheid (vanitas) te verijdelen dient de ijdele aanspraak gerealiseerd te worden.
In de gedachten van een adolescent geeft het dit: “Ik kan alles zeggen: als ik zeg ‘ik ga studeren, dan ga ik studeren’. Als ik zeg ‘ik ga werken, dan ga ik werken’. Dit alles is duizelingwekkend: spannend - leuk en beangstigend. Want als ik dit zeg dan word ik dit en als ik dat zeg dan word ik dat. Wie ben ik dan? Wie word ik dan? Ben ik dan nog Ik? Ja ik zal Ik zijn, maar verbannen uit wat ik altijd was toen ik nog ik was en alles mogelijk was.”
De veranderde narcistische stromingen in de adolescentie komen van een interne psychische reorganisatie die opgevorderd wordt door de puberteit. Ik geef een kort overzicht van de ideaalvorming, in vogelvlucht. Stijn zal wellicht bepaalde elementen verder uitwerken.
9 De eerste wortel van het ideale is de hallucinatoire almacht van de pasgeborene. Wensen staat gelijk met de creatie van het object (zuigen is borst creëren). Deze laag geeft aanleiding tot dromen over ‘hoe te zijn’ om tot volledige bevrediging te komen.
In het spiegelstadium wordt het Ik-Ideaal gevormd als een buitenplek waarvandaan het subject bekeken wordt en geliefd gezien wordt. Het is een plek van toezicht. De vraag is niet meer ‘hoe te zijn’ maar ‘hoe moeten te zijn’ om zich geliefd te voelen.
Via de oedipale transformaties wordt dit verder geïnternaliseerd als een interne rechter, waarbij de verboden van het Uber Ich de almachtswensen van het Ideaal Ich afremmen. Stotend op de fysieke onmogelijkheden lost de kleuter zijn/haar conflicten op door te verzaken aan de driftaanspraken. De verzaking is niet totaal: het is geen onthechting maar een verschuiving, naar later – als ik groot ben (niet ‘wanneer’ maar ‘als’ – het als van de fantasie). Dit is het kinderlijke Ik-Ideaal waarop de opvoeding zich baseert. Het latentiekind conformeert zich, is vlijtig en aangenaam. Het neemt de vormen aan die de opvoeding en de cultuur bieden.
De pubertaire crisis doorbreekt deze evenwichtstoestand omwille van de drifttoename, omwille van de fysieke mogelijkheid van het genitale en tenslotte, omwille van de ontdekking van de tekorten van de ander, in de eerste plaats de ouders. Ich, Uber Ich en Ideal Ich dienen zich te reorganiseren. Het ingestuikte ouderbeeld zet de ideaalbeelden onder de druk van het tekort. Vaak worden elders stukken ideaal gezocht om het gefnuikte Ideaal Ik te herstellen. Dat elders kan diametraal het tegenovergestelde zijn van wat de ouders vroegen en vragen. Deze zucht naar het ideale maakt adolescenten tot de beste revolutionairen, avantgardisten en soldaten, hetzij terroristen of weerstanders.
De narcistische inflatie doet de jongere hoog gloeien van zelfliefde. Bij defecten in deze laag, kan hij / zij belanden in de laaglanden van de depressie. 10 Dit typische morose gloeien geeft de jongere de aura van de efebe, degene die de nectar van onsterfelijkheid schenkt aan de goden.
Bij het uiteenvallen van het Ik Ideaal komen tevens de archaische wortels van de ideaalvorming bloot te liggen. En zo duiken de sporen van almacht op. Vandaar ook het risicogedrag waartegen een gezonde maatschappij haar jeugd dient te beschermen. Die sporen van archaïsche almacht trekken –in ontwikkelingstermen gesproken – naar beneden en naar achter. Je ziet als het ware de baby in de adolescent. Theoretisch is het wellicht wat kort door de bocht, maar denken aan een baby helpt ons wel om het te verdragen. In het bijzonder om de agressiviteit, de woede en de razernij te verdragen. De subject-object separatie kan bij wijlen deels verloren gaan. Het tekort van het object wordt ontkend, bvb in de idolatrie, de hang naar sterren van de hangjongere. Dat de ander soms niet verschillend is van het zelf en bovendien zonder tekort is; dat maakt de adolescent bijzonder vatbaar voor verliefdheid.
Naast de ontdekking van het tekort en de inflatie van het Ik Ideaal vorderen de driften en de mogelijkheid van het genitale de puber op tot een reorganisatie van het psychisch huishouden. Bondig en Freudiaans samengevat, behelst dit de instelling van het primaat van het genitale. Dat zijn woorden uit 1905; bedoeld wordt de seksuele ontwikkelingstaak.
Ik geef u daar een lapidaire weergave van, in vogelvlucht.
11 Het primaat van het genitale begrijp ik als een pijl en als een vlecht. De pijl vliegt van het bekende naar het ongekende. Van het vertrouwde naar de exploratie. Van het gezin naar de wereld. De objecten voor het genitale liggen buiten het familiale. Maw: de jongere moet een stapje in de wereld zetten. {De klassieke visie stelt dat het incestverbod hier de aanstalt toe geeft. De vraag is of die aanzet enkel van buiten komt? Het zou bvb ook kunnen vertrekken vanuit een intern driftconflict tussen hechtingspulsies en het genitale.}
12 Het genitale als een pijl, een richting. En als een vlecht. De transformatie waarbij uiteindelijk het genitale zal primeren houdt een arbeid in van vlechten van strengen. Die strengen zijn de partiële pulsies: oraal, anaal, scopisch, masochistisch, sadistisch, fallisch. De genitale pulsie is geen op zichzelf staande pulsie die de zogenaamd primitieve pulsies zal vervangen; waarbij dan de deelobjecten zich zouden verzamelen tot een geheel object. Dit is een eerder moraliserende illusie van ‘Eind goed al goed’. Het komt echter nooit hélemaal goed, met die seksualiteit van ons.
Het genitale is eerder te denken als de bundeling, de vervlechting van deeldriften die drijven tot de ander. En die ander kan geheel blijven bestaan ook met diens tekort. Klinisch gedacht en om het met de orale drift voor te stellen: de ander wordt niet enkel leeggezogen.
Het reële van het lichaam en de lijfelijke sporen van de ervaring zullen daarbij bepaalde driften in een bepaalde constellatie privilegiëren – en dat is telkens singulier. De strengen variëren dus in dikte en lengte naargelang de ervaring, en er wordt telkens anders gevlochten.
Ook het geslachtsverschil levert hier haar effecten – in onze cultuur wellicht met enige vrijheid. Het monosexuele latentiekind wordt Mensch, Pubermensch – dus bisexueel. Met op de mannelijke pool een privilegiëren van spieren en actie, van expulsie en verovering, nadruk ook op het buiten en op het hebben. En op de vrouwelijke pool meer ontvangen en zijn, meer binnen, gezien worden en inplooiing (invaginatie).
een bondig vignet:
Ze beseft nu pas dat ze een eetprobleem heeft, al jaren. Ze weet: het begon met de puberteit. Dat lichaam wou ze niet, die rondingen. Ze wou de spieren van haar broers. Een jongenslichaam wou ze, perfect om te sporten en medailles te halen – iets wat de gewoonte was in de familie. Maar zij kon niets bewijzen aan haar vader, die haar veeleisende coach was. Door die fucking depressie en opname.De 5jaar oudere broer kwam toen ook veel te dicht. Hij vertelde alles over zichzelf. Het was alsof zij zelf geen gedachten meer had maar enkel de zijne. Het was niet buiten te houden. En toen was hij ook een keer fysiek niet buiten te houden. Het eten was wel buiten te houden. Hij zei ook altijd: je bent te dik. Bij haar moeder hoort ze dat ook, tenminste sinds die haar overgewicht onder controle heeft. Het lijkt wel competitie; bovendien shopt moeder in haar klerenwinkel: gek wordt ze daar van.
// 13
Dit overzicht in vogelvlucht was van een klein vogeltje dat vooral zicht heeft op het psychische. Een vogel met grotere vleugelbreedte kan van op grotere hoogte de culturen en de tijden overzien. Ik geef vanuit dat perspectief enkele bespiegelingen, die ook in de literatuur herhaald worden.
Onze samenleving maakt het jongeren op het vlak van omgaan met idealen allesbehalve gemakkelijk. In andere tijden, in andere culturen met meer nadruk op gewetensvorming helpt het geweten meer om de aanspraken van almacht te temperen. In onze maakbaarheids-samenleving is the sky the limit en wordt het jeugdige geïdealiseerd. Het gebod is: ‘blijf jong!’, maw: ‘blijf onaf’ ; volg een cursus ter vervolmaking. Het ‘blijf jong’ gebod kan de jongere doen blokkeren omdat de andere generatie niet blijft staan in haar tekort – want alles blijft nog mogelijk.
Een ander sociaal gebod luidt dat we moeten verbruiken, dat we moeten genieten. Viva en Vitaya het Goed Gevoel dat we met Flair en Feeling tot de Story van ons bestaan moeten maken. Kortom, een maatschappelijk discours dat de almacht weinig tempert en de zeden weinig verzacht.
//
Misschien hebben sommigen hier nu het gevoel dat mij vaak in het midst van een sessie bekruipt: waar gaat dat hier nu allemaal over. Dus even een didactisch interludium. 14
15 Ikaros wordt vaak gebruikt als een morele voorstelling met de boodschap: ‘Jij dwaze jongeling, als je niet luistert naar je vader, dan ga je dood’. Ikaros als de Kretenzische James Dean of Kurt Cobain: live fast, die young and leave a beautiful corpse. Gelukkig zijn er ook mythografen en dichter bij huis gezinstherapeuten die gezinsgeheimen ontrafelen uit de symptomen van jongeren.
Zo heeft Daedalos, de vader van Ikaros, zijn positie als technisch manager aan het hof te danken aan de moord op een beloftevolle jongeling, die zijn neef was en zijn rivaal. Talos vond op zijn twaalfde de zaag uit. Daedalos vermoordde hem, nam de uitvinding op zijn conto, ontsnapte aan vervolging en begon een nieuw leven met geraffineerde leugens. Zou nu die zoon niet met al zijn onbewuste vezels weet hebben van die vaderlijke valsheid? En waarom zou je luisteren naar een valse vader wanneer die zegt dat zon en water de limieten zijn waartussen je moet vliegen?
Het is een volmaakte gezinstragedie, want alsnog wordt Daedalos als moordenaar van een jongere gestraft met de dood van een jongere; en dan nog zijn meest geliefde jongere, met name zijn zoon Ikaros.
16 + 17 Hoe kunnen we nu met deze vluchtige theoretische inzichten in het achterhoofd luisteren naar adolescenten die op dwangmatige manier in hun perfectionisme vastliepen? Pijl en vlecht op de Kade.
De vervlechting tot het genitale was nauwelijks aangevat – het waren 16-17-18jarigen. Ze leefden als het ware onder het primaat van het anale – en in de wisselende problemen met eten en voeden, onder het primaat van het orale. Deeldriften die telkens bezet waren met sporen van almacht. De eigen seksualiteit was ondenkbaar voor de meesten. Niet enkel walgelijk maar onvoorstelbaar, verworpen uit de beleving. Vooral via de ontdekking van droominhouden hebben de meesten op dit vlak in de loop van hun behandeling vorderingen gemaakt. Sommigen kwamen tot een homoseksuele positie, die in eerste instantie narcistisch veiliger is. De zwangerschap van een verpleegster heeft het eerste droommateriaal geleverd, bij aanvang tot hun ontzetting. (een droom met geweld tegen de bolle buik om zo – dat was één van de interpretaties – de seksualiteit te kunnen blijven ontkennen).
Dus we stelden vast: een nauwelijks beginnen van vlechten, maar ook een nauwelijks ontwikkelde pijl. Herinner u: de pijl die de richting aanwijst naar de wereld, de wereld buiten het gezin, de wereld met een ander genot. Ze hadden weinig of geen vrienden, nauwelijks een sociaal leven. De pijl stond nog sterk richting ouders, op een zeer gesplitste manier. Genre: de ideale slechte ouder. Residentiële opname was nodig om de tussenruimte tussen ouder en kind te creëren.
Het tekortschieten van de ouders en het eigen tekortschieten in het voldoen aan de verwachtingen van de ouders konden psychisch niet gemetaboliseerd worden. Ofwel werd het ouderbeeld vernietigend aangevallen, ofwel werd er samengevallen met de ouderlijke idealen. 18 Deze splitsing of ontdubbeling voorkwam het ontstaan van een ruimte waarin gedacht/gevoeld/gedroomd kan worden. Een ruimte waarin het verschil kan gedacht worden, bvb het verschil tussen het gedroomde en het reële kind. Het verschil tussen de ouderlijke verwachtingen en de eigen verlangens. Het verschil tussen goede punten halen op examens en iets bijleren. De verschillen tussen voedingsbehoefte, honger, eetlust en goesting.
Maar ook het verschil tussen leven en dood. Het introduceren van de realiteit van dit verschil is steevast een heikel werk op een afdeling met jongeren. We hebben regelmatig een groep met virgin suicidals. De fantasie van de eigen dood en begrafenis is een veel voorkomende fantasie bij adolescenten. Het werkt als een mindgame om bvb vrijheid te ervaren – zelfmoord is immers het privilege van de mens. De verbeelding helpt hen te onderzoeken waarvoor en vooral voor wie ze willen leven. Wie is er belangrijk? Wie huilt op mijn begrafenis en wie stuurt de kat? In een pathologische escalatie kan de voorstelling van de eigen dood echter gefixeerd raken en met sporen van almacht bezet worden. Zowel de obsessionele als narcistische dynamiek kunnen hier makkelijk aanleiding toe geven. In de obsessionele dynamiek met de idealisatie van de dood als de ultieme beheersing van het leven. In de narcistische dynamiek met de ontkenning van de ander en met de omnipotente overtuiging dat men zelf oorzaak is van en heerser is over het leven.
De therapeutische arbeid in een klinisch psychotherapeutische setting zoals op de Kade, bestaat er in om ruimte te creëren om dergelijke verschillen en dus de realiteit te denken. Dit gebeurt in de diverse therapieën en via het dagelijkse leven in groep. Ruimte creëren en onderhouden gebeurt bovenal via het benoemen, instellen en bewaken van grenzen. Grenzen tussen binnen en buiten, tussen fantasie en realiteit, tussen ik en ander. Tussen het vette en het vrome.
Ik ga daar vandaag niet op in. Luc Moyson en Wies Appermont hebben het daar op vorige studiedagen reeds over gehad. Wat ik wel nog wil meegeven; het is mij opgevallen dat ik als therapeut meer gebaren gebruik dan vroeger. Twee gebaren komen met stip het meest voor: 1/ begrenzing en 2/ hoger – lager.
Ik wil afsluiten met twee kunstenaars en met tienerklanken.
19 Mijn eerste visuele associatie bij het thema van vandaag was: la muse endormie van Brancusi. Zoals elke associatie blijkt ook deze meerlagig.
20 Er is de eivorm., het ovoide ovaal. Een perfecte vorm, barstensvol mogelijkheden. Bij de jonge Pubermensch, of eerder de Prepubermensch, word ik vaak ontroerd door een soort zweven tussen de zee van de kindertijd en de wolken van volwassenheid. Alles zit er in, het moet er enkel nog uitkomen. Het is de volmaagdelijke vorm van een Mensch, als een ei. 21 Ze zullen de schaal breken om op de wereld te komen en enkele van die mogelijkheden waar te maken. Dat is de mannelijke versie: uitbreken. Bij de vrouwelijke versie stel je je een zachter ei voor of een zachtere schaal die inplooit en ontplooit. (bij sommige politici een Calimero)
22 Nog verder uitgepuurd zal Brancusi deze sculptuur de titel ‘nouveau-né’ geven. Opnieuw het ei als symbool van al het mogelijke dat zich nog zal realiseren.
23 Een volgende associatie was de sokkel. Brancusi is de eerste beeldhouwer die de sokkel in vraag stelde en er creatief mee omging. Voor Brancusi zijn er standbeelden, na Brancusi zijn er sculpturen. Er zijn steeds verschillende versies. 24 Deze met de spiegelend goudglanzende sokkel vond ik voor vandaag het meest toepasselijk.
De muze is een inspirerende figuur tussen binnen en buiten, waar de begenadigde adolescent vatbaar voor is. In dialoog met dit transnarcistisch object kan er iets nieuw gecreëerd worden met het oude. Trans-narcistisch – het object is dus zowel intern als extern. En concreet is dit object bepaald door ervaringssporen: de blik of het oor van een vrouw bvb. Of een bewonderd kunstwerk.
Wanneer de muze slaapt, blijft ze een ei, barstensvol mogelijkheid.
En met het ei en de spiegel is een sokkeltje gemaakt voor de lezingen van Els en Stijn.
25 Maar eerst nog even de visie van Breughel op Ikaros. De schilder van het vette en het vrome besteedt nauwelijks aandacht aan die vlerk. 26 Je ziet enkel de benen, vooraleer ze definitief in de golven verdwijnen. Alsof Breughel ons voorhoudt wat belangrijk is: laat u niet afleiden en ploeg voort.
Tot slot laat ik u enkele tieneruitspraken lezen; gehoord op één week – u zal zien: perfectie is een zeer aanwezig beeld.
(18) Ik kan niet in groep spreken, dat doet mij panikeren. Met twee gaat het, niet met meer dan twee. Ik moet de beste zijn, of de sterkste of de grootste. Dan kan ik iets zeggen.
(15) Ik wil een gevoel van pure orde. En dat komt in orde want ik heb een plan. Krachttraining! Geen fake gym maar echte. In de perfecte gymzaal, dus met álle toestellen. En dan de juiste stoffen voor mijn hersenen kopen. Ik weet er meer over dan die psychiater want ik lees wetenschappelijke artikels.
(18) Waarom word ik kwaad als iemand een ander meisje mooi vindt? (…) Ja ik wil de mooiste zijn. Van de planeet. Alle jongens en mannen – ook de ouwe – moeten vallen. Voor mij. Ik moet voelen dat ze willen gaan. Voor mij. Als ze vies kijken moeten ze geslagen worden. Ja dat komt door mijn laag zelfbeeld.
(17) Ik ben slecht en daarom moet ik dood. Als kind was ik perfect. Mijn ouders aanbeden mij. Nee, echt. Ik was mooi en haalde veel punten. Dat ze nooit kritiek hadden, was niet omdat ze mij zwak vonden. Nee, echt, ik was sterk. Ik was perfect.
(15) Het was crush & crash. Direct, en tegelijk precies.
Crush: HIJ. Hij op wie alle meisjes. Hij stond op zijn plek op de speelplaats. Ik zeg u: HIJ op ZIJN plek. Wow.
Crash: mijn vriendin zegt toch niet mijn naam zeker! Twee keer. Dat hij het kon horen!
THE MUNICH MANNEQUINS
Perfection is terrible, it cannot have children.
Cold as snow breath, it tamps the womb
Where the yew trees blow like hydras,
The tree of life and the tree of life
Unloosing their moons, month after month, to no purpose.
The blood flood is the flood of love,
The absolute sacrifice.
It means no more idols but me,
Me and you.
So, in their sulphur loveliness, in their smiles
These mannequins lean tonight
In Munich, morgue between Paris and Rome,
Naked and bald in their turs,
Orange lollies on silver sacks.
Intolerable, without mind.
The snow drops its pieces of darkness,
Nobody’s about. In the hotels
Hands will be opening doors and setting
Down shoes for a polish of carbon
Into which broad toes will go tomorrow.
O the domesticity of these windows,
The baby lace, the green leaved confectionary,
The thick Germans slumbering in their bottomless Stoiz.
And the black phones on hooks
Glittering
Glittering and digesting
Voicelessness. The snow has no voice.
The Munich Mannequins" is a poem by Sylvia Plath which recounts Plath's experience of insomnia on a trip to the title German city. The poem is famous for its opening line and for referring to conservative Munich as the "morgue between Paris and Rome."
The poem is written in 13 couplets, ending with a single one line stanza, and follows no rhyme scheme.
In the early 1960s, the fashion models were often referred to as "mannequins,"[citation needed] and those from Germany enjoyed special popularity. "The Munich Mannequins" was written in little over a month before her suicide, making it one of her Ariel poems.
In "The Munich Mannequins" Plath refers to the lives of women and how they are seen by others, specifically with regard to how biological functions related to childbearing are perceived to define them. The first line of the poem, "Perfection is terrible, it cannot have children," refers both to the appearance of the culturally ubiquitous live German models and that of inanimate mannequins. Just as mannequins cannot procreate, nor can their live counterparts risk their "perfection" by becoming pregnant. Plath suggests that perfection itself "tamps the womb," and goes on to describe the emotions she associates with menstruation, the cycles of menstruation symbolized by the moon.[1]
Literary critic Pamela J. Annas argues "The Munich Mannequins" describes "particularly well the social landscape within which the "I" of Sylvia Plath's poems is trapped".[1] She supports this ultimately through highlighting the domination of the artificial(mannequins) over the real(women) and the male society's transformation of women into puppets, and unnatural figures, representing their "disgust with" and "fear of women".[1] She goes on to say that the winter setting in Plath's nature-themed poems represent a period of hibernation before spring and rebirth, while in the context of this city poem, a harsher, social, male-dominated setting, the winter setting represents death instead1]
Sonnet
Ik ben een God in 't diepst van mijn gedachten,
En zit in 't binnenst van mijn ziel ten troon
Over mij zelf en 't al, naar rijksgeboôn
Van eigen strijd en zege, uit eigen krachten.
En als een heir van donkerwilde machten
Joelt aan mij op en valt terug, gevloôn
Voor 't heffen van mijn hand en heldere kroon:
Ik ben een God in 't diepst van mijn gedachten.
-- En tóch, zo eindloos smacht ik soms om rond
Úw overdierb're leên den arm te slaan,
En, luid uitsnikkende, met al mijn gloed
En trots en kalme glorie te vergaan
Op úwe lippen in een wilden vloed
Van kussen, waar 'k niet langer woorden vond.
Willem Kloos (1859–1938)